Midden vijftiger jaren schreef socioloog professor Evert Willem Hofstee dat het nieuwe land in zijn ogen in een bijna perfecte staat wordt overgedragen aan de nieuwe bewoners. Of het die volmaaktheid blijft behouden wordt bepaald door de mens, de “homo Zuiderzeelandicus”. We zijn bijna driekwart eeuw na de start van de bewoning van de Noordoostpolder. “Nee”, zegt Eva Vriend, “ik ben geen homo Zuiderzeelandicus”. Zij werd er geboren, groeide er op, vertrok om te studeren, en keerde weer terug. Zij maakt zich zorgen: “Hoe lang blijft de Noordoostpolder nog aantrekkelijk als vestigingsgebied?” En Stedenbouwkundige Miranda Reitsma ziet nog al wat boerenbedrijven sluiten en andere functies krijgen. Twee Lelystadse Technasium-leerlingen zoeken in hun studie-opdracht naar creatieve nieuwe oplossingen en andere functies voor boerenerven en de karakteristieke schokbetonschuren, kortom: de volmaaktheid van toen vertoont haarscheurtjes.
“Het is de keuze tussen schaalvergroting of (duurzaam) specialiseren”, karakteriseert Miranda Reitsma de situatie waarin de landbouw zit. Iedere boer moet die keuze maken, onafhankelijk van wat er in Den Haag,of Brussel speelt. Bodemdaling en vernatting maakt dat op z’n minst nieuwe technologie nodig is om akkerbouw te kunnen blijven bedrijven. Over borging van de kwaliteit van de producten in relatie tot de buitenlandse concurrentie wordt nu via TTIP intercontinentaal stevig onderhandeld. Het zijn lastige tijden om een koers te bepalen. “De innovatieve kwaliteit van het bedrijfsleven hier wordt onderschat”, meent een van de aanwezigen. Dat biedt ruimte voor nieuwe oplossingen.
Flevoland een illusie
“Elke Flevolandse gemeente, op Lelystad na, heeft een sterkere binding met gebieden buiten de provincie, dan met die daar binnen”, blijkt volgens Ateliermeester Co Verdaas uit de analyses van zijn atelier. Het wordt tijdens deze avond volledig herkend. Zodanig zelfs dat Eva Vriend de provincie Flevoland “een illusie” noemt, “die we in stand houden.” Anderen denken daar genuanceerder over, maar duidelijk is voor iedereen dat de kern van het provinciale beleid een sterke regionale inkleuring behoeft.
Flexibiliteit en ruimte voor initiatieven
De pioniersmentaliteit is er nog steeds in de Noordoostpolder. En die is sterk gekoppeld aan ondernemerschap. De wijze waarop de overheden daarmee omgaan wekt nog al wat irritatie. Er wordt weinig ruimte ervaren als het gaat om planologische veranderingen en functiewijzigingen. Het klassieke polderlandschap prevaleert bijna altijd boven nieuwe initiatieven, zo staven aanwezige ondernemers met voorbeelden. Toch willen ook zij geen rigoureus afscheid van de “volmaakte polder”, zoals die in de oorlogsjaren werd opgeleverd. Zij bepleiten een geleidelijke aanpassing van het landschap, waarbij de belangrijkste kenmerken overeind blijven. “Ook Mondriaan veranderde zijn vlakken, lijnen en kleuren geleidelijk” duikt als verrassende metafoor op.
Voorzieningen, cultuur en krimp
De meningen zijn verdeeld. De keuzemogelijkheden zijn, bijvoorbeeld als het om scholen gaat, niet groot. En de theaterprogrammering gaat langzaam maar zeker achteruit. Daar tegenover staat een bloeiende cultuur van dorpsfeesten en –manifestaties. Ook de jongeren doen daar volop aan mee. En in verschillende dorpen is het beeld dat die daar ook best willen blijven wonen. Als de mogelijkheid maar geboden wordt. “Maar als ik geen top veertig cover-bands wil horen moet ik wel de polder uit” wordt vastgesteld.
De afgelopen periode hebben de dorpen zelf, met breed draagvlak, gewerkt aan dorpsvisies. Die liggen nu in het gemeentehuis pop een politiek oordeel te wachten. “En dat vraagt heel veel geduld van ons”, verzucht een direct betrokkene. Zij vraagt de provincie nadrukkelijk de keuze te maken zich achter de dorpsvisies te scharen en zo ook eventuele twijfel daarover bij de gemeente weg te nemen.
Nostalgie en identiteit
Foto’s met tulpenvelden scoren vanavond hoog, naast de bekende weidsheid en het haast artificiële beeld van dijken, water en lucht. “Mijn vader was bollenboer”, is een van de verklaringen. Maar de tulpenvelden worden ook als karakteristiek gezien voor “in ieder geval” de Noordoostpolder.
De verschillen tussen de dorpen en het buitengebied waren duidelijk: “we voetbalden tegen elkaar. En natuurlijk wonnen wij, uit het Buitengebied.”. Inmiddels lijken ze kleiner te worden: boeren uit het buitengebied gaan in de dorpen wonen en andersom gaan mensen uit de dorpen in het buitengebied wonen. Boerenerven veranderen in dat geval van functie: bedrijvigheid, maar ook andere vormen van wonen en zorg komen er.
Een kwestie die resteert is de bereikbaarheid. Digitaal is die op z’n zachtst gezegd nog niet ideaal: snel internet moet er nu toch echt overal van komen. En aan de fysieke bereikbaarheid valt ook nog veel te verbeteren. Beter openbaar vervoer zou ook nieuwe functies voor leegstaande erven bevorderen.
Zo kan de volmaaktheid van toen transformeren in potentie voor de toekomst.
Geef een antwoord