Een aflevering van de Lelystad Academie bij de Stadmakerij die zijn naam meer dan eer aan deed: twee colleges over de Oostvaardersplassen stonden centraal. Als geen ander vertelde Frans Vera aanstekelijk over de ontstaansgeschiedenis en de logica van grote grazers in het ecologisch systeem. En wetenschapper Perry Cornellissen sloot daar naadloos op aan met zijn grondige analyse van de huidige situatie en modellen om de ontwikkelingen te simuleren. Een impressie van een verhelderende avond, misschien wel omdat de politiek maar zijdelings ter sprake kwam ….
Vera’s verhaal begint in 1968 met enorme vruchtbare, kalkrijke klei die al snel zorgt voor een ongekende productie aan planten. Hij toont de relatief spontane ontwikkeling van het gebied daarna en de komst van moerasvogels. De grauwe ganzen komen en spelen een belangrijke rol bij de in stand houding. Maar als er te veel komen vormen ze ook een bedreiging. Andere beheersmaatregelen zijn dan ook nodig om tot een goed werkend ecologisch systeem te komen. “Voor mij kwam de ommekeer toen we ons realiseerden dat natuurlijke grazers niet alleen op bestaand landschap kunnen te functioneren, maar ook als landschapsingenieurs kunnen werken”, verklaart Vera. De introductie van Heckrunderen, Konikpaarden en Edelherten bleek, ondanks aanvankelijke scepsis bij wetenschappers,. goed uit te pakken. “Daarnaast is”, in zijn ogen: “een voortdurende dynamiek van wisselende waterstanden nodig om de diversiteit in moerasvogels in stand te houden”. In de discussie over de grote grazers wordt het dierenwelzijn vaak als argument opgevoerd. Frans Vera is daar niet van onder de indruk. Hij toont aan de hand van beelden het enorme verschil tussen de in relatieve vrijheid levende dieren in de Oostvaardersplassen en de gang van zaken in de reguliere landbouw.
De meidoorn en sleedoorn komen veel voor in het verhaal van Perry Cornelissen. Hij promoveerde onlangs op een studie naar de drijvende kracht van grote herbivoren bij het ontstaan van parkachtige landschappen, met name in de Oostvaardersplassen. Hij laat zien hoe in het landschap tussen 1996 en 2012 mede door de graasdruk struweel en bomen zijn veranderd in grasland. Tegelijkertijd lijkt er een evenwicht te ontstaan in de verhouding tussen het aantal grazers en het aanwezige voedsel, zo laat Cornelissen zien aan de hand van een schematische weergave van de werking van begrazing. Dat is een dynamische situatie, die van jaar tot jaar sterk kan verschillen. Op basis van de weersontwikkeling in afgelopen ruim 100 jaar brengt Perry Cornelissen modelmatig in beeld dat de combinatie van natuurlijke grazers en ganzen de grootste kans geeft op nieuwe variatie in het landschap door middel van struiken en bomen. Maar dat is lange termijn werk, waarbij cruciaal is of doornachtige struiken voldoende tot wasdom kunnen komen om de jonge boompjes te beschermen. En om de nagestreefde “rewilding” een kans te geven is meer nodig. Allereerst de ook al door Vera genoemde dynamiek van wisselende waterstanden. Ook de komst van de wolf – “kwestie van tijd” – heeft invloed. En last but not least: “We moeten veel groter durven denken en handelen. Denk om de heterogeniteit te vergroten toch vooral aan uitbreiding en verbinding van gebieden.” Zou het Oostvaarderswold toch weer terug op de agenda komen?
In het gesprek komt de rol van de politiek natuurlijk toch even aan de orde. Hoe kan het anders, nu er een initiatiefvoorstel bij Provinciale Staten ligt. Cornelissen houdt zich als wetenschapper op grote afstand daarvan. Frans Vera wijst op de mogelijke strijdigheid van de voorstellen met de Europese Natura 2000 – regelgeving en afspraken. Dat blijft de verantwoordelijkheid van de Staat der Nederlanden. De komende tijd zal blijken welke positie de provincie als (nieuwe) beheersverantwoordelijke heeft.
Geef een antwoord